In de MEP-week gaan leerlingen uit Nederland en Vlaanderen binnen verschillende rollen aan de slag met een simulatiespel. Er worden twee scholen gekoppeld aan elkaar, die samen verantwoordelijk zijn voor het leveren van een delegatie van twaalf leerlingen. Iedere delegatie vertegenwoordigt zes dagen lang een Europese lidstaat. Nederland, België en Luxemburg zijn uitgesloten, maar verder kiezen de begeleiders de lidstaten, zodat deze een goede afspiegeling vormen van de Europese Unie. Elk lid van een delegatie vertegenwoordigt zijn land in een van de twaalf commissies als Europarlementariër. In deze commissie gaan de parlementariërs aan de slag met een vraagstuk dat is afgeleid van een commissiethema, dat op dat moment speelt binnen de Europese Unie.
Twaalf commissies
In de simulatie zijn twaalf commissies. Elke commissie buigt zich over een actueel Europees vraagstuk. De deelnemers vertegenwoordigen in de commissie hun land. Tijdens de voorbereiding verdiepen de leerlingen zich in de standpunten van ‘hun’ land, ze bedenken wat voor hun land het beste is en ontwerpen voorstellen voor mogelijke oplossingen. In de commissievergadering vindt de beraadslaging plaats. Onder begeleiding van een zorgvuldig gekozen commissievoorzitter wordt al discussiërend toegewerkt naar het formuleren van oplossingen voor grensoverschrijdende problemen binnen de Europese Unie. De uiteindelijke oplossingen worden verwerkt in een resolutie.
Slotstuk
In de Algemene Vergadering debatteren de jonge Europarlementariërs onder leiding van het presidium over de twaalf resoluties – die al dan niet worden voorzien van amendementen. Er wordt hier uiteraard nog steeds gewerkt in de commissies als het voorstel wordt gepresenteerd aan de overige parlementariërs. Uiteindelijk volgt de stemming om de resolutie aan te nemen of te verwerpen. Dit gebeurt per land en er zal dus weer meer worden gewerkt met de leerlingen die hetzelfde land vertegenwoordigen.